Ik heb, zoals u weet, de literatuur tamelijk hoog zitten en ben daarom een behoorlijk arrogant ventje. Niet alleen beschouw ik m’n eigen als schrijver, ik zie mezelf ook nog eens als een tijdgeestoverstijgende schrijver die niet het dal waarin hij loopt beschrijft, maar die over de heuvels heen in de volgende vallei probeert te kijken.
Dat doe ik tamelijk beroerd maar het gaat om het idee. Stiekem ga ik er dus van uit dat deze bovenzinnelijke taak mij ontheft van aardse platvloersheden.
Een gewoon baantje, dat is niets voor mij. Ik kijk lachend neer op de brave borsten die zich onmisbaar wanen op de arbeidsmarkt om er bij het verstrijken der jaren achter te komen dat ze bruusk aan de straat worden gezet wanneer de jeugd ze in productiviteit voorbijstreeft.
Ik was dus behoorlijk verontwaardigd toen de loopbaancoach mij zei dat ook ik mij op de arbeidsmarkt diende te begeven.
‘Kunst en literatuur is allemaal wel leuk,’ zei ze, ‘maar je moet ook openstaan voor waar de markt echt behoefte aan heeft. Het blijft een kwestie van vraag en aanbod. Wat is jouw toegevoegde waarde?’
Ik stond op het punt tot allesvernietigende razernij te vervallen toen ik een boekje van Tolstoj in handen kreeg. ‘Wat is kunst?’ heet het.
Wat blijkt? Tolstoj, een der voornaamste schrijvers uit de wereldliteratuur en een van mijn helden, maakte zich al in 1897 kwaad over de heilige rol die schrijvers en kunstenaars in de samenleving krijgen toebedeeld.
‘Ze zeggen dat kunst een zeer gewichtige zaak is,’ schrijft hij. ‘Maar is kunst wel zo belangrijk dat men er zulke offers voor moet brengen?’
‘Het zou goed zijn,’ zegt hij, ‘als de kunstenaars hun werk helemaal zelfstandig verrichtten, maar ze hebben allemaal de hulp van werkende mensen nodig, zowel om hun kunst te kunnen produceren als om hun luxeleventje te kunnen leiden, waarvoor ze overigens afhankelijk zijn van de portemonnee van welgestelde lieden of van rijkssubsidies, die bijvoorbeeld hier te lande bij miljoenen worden verstrekt aan theaters, conservatoria en kunstacademies. Dat geld wordt opgebracht door het volk, dat daar zijn koeien voor moet verkopen terwijl het zelf nooit proeft van het esthetisch genot waarin al die kunst zegt te voorzien.’
Na het lezen van dit boek heb ik het licht gezien, mensen.
Tolstoj heeft gelijk: wij zijn klaplopers. Allemaal! Kunst is het toppunt van decadentie. Die poespas. Die holle frasen. Die gebakken lucht. Die oplichterij. Die oude wijn in nieuwe zakken. Ik schaam me diep. Voortaan ga ik mijn vele talenten inzetten in zaken waar de wereld écht beter van wordt.
‘Bravo!’ riep de loopbaancoach. ‘Ik ga je meteen aan het werk zetten.’
Vanochtend zat mijn mailbox vol vacatures en ontdekte ik eindelijk waaraan de mensheid enorme behoefte heeft:
‘Mental coach’.
‘Personal Motivation coach.’
‘Innovative Design coach’.
‘Corporate Network coach’.
‘Elevator Power Pitch Facilitator coach’.
‘HP2 Mediator coach’.
‘Feedfoward Scrum Analyst coach.’
‘Communication Expertise coach’.
‘Hands-on Performance coach’.
‘Strategic Business Developer coach.’
‘Lean Start-up coach.’
‘Cross-media Sales & Aquisitions coach.’
‘Effective Online-Offline Marketing coach.’
‘B2B Management Stratification coach.’
‘Multidisciplinaire Implementation coach.’
‘Growth Marketing B2C coach.’
‘Digital Pricing & Positioning coach.’
‘Customer Journey Conversion coach.’
‘People & Teambuilder Task Force coach.’
‘Junior Impact Transition Analysator coach.’
‘Interim Customer-based Advisor coach.’
‘Conceptual Peer2Peer Initiation coach.’
‘Agile Multimedia Project Management Specialist coach.’
‘Senior Operational Digital Line-Production IT-based Financial Consultancy International Stakeholder coach.’
‘Trackrecord in het succesvol aansturen van complexe ICT projecten met focus op de toegevoegde waarde voor het bedrijf coach.’