Dan nu tijd voor een serieus stukje. Zó serieus dat ik er een prent bij heb gestopt waarop ik een keer niét stompzinnig glimlach. Ik heb zelfs een pijp opgestoken zodat u weet dat het mij ernst is.
Waar gaat het over? Nou let op:
Onlangs zei een enthousiaste lezer: ‘Je boek leest als een trein!’ Veel lezers zeggen dat, en ze denken dat ze mij daarmee het grootst denkbare compliment geven. Het is ook een compliment. Het betekent dat ze het spannend, boeiend of meeslepend vonden, en dat is natuurlijk altijd goed.
Toch zei deze specifieke lezer er iets interessants achteraan. Ze zei: ‘Ik ben een hele kritische lezer; als een boek mij niet vanaf de eerste pagina weet te grijpen leg ik het weg. Ik heb laatst geprobeerd om De Slinger van Foucault te lezen. Nou, al na twee alinea’s was ik er klaar mee. Zo taai! Zo moeilijk!’
Het deed me denken aan een uitspraak van uitgever Daniël van der Meer: ‘Ik moet het na één keer lezen begrijpen,’ zei hij, waarna zijn schrijver Maartje Wortel volmondig beaamde: ‘Voor je het weet leggen mensen je boek weg, ze lezen het maar één keer.’
De moderne roman krijgt daarmee iets van een ‘elevator pitch’: je hebt maar twintig tellen om de lezer voor je te winnen, daarna is je kans bekeken. Houd je als schrijver van slow burners, heb je er tien pagina’s voor nodig om op gang te komen, wil je eerst je personage uitvoerig introduceren? Pech gehad, de lezer is al vertrokken!
Te taai. Te moeilijk.
De definitie van literatuur is aan het veranderen. Een bevriende schrijver kreeg van haar uitgever te horen: ‘Je manuscript is niet herkenbaar voor de lezer. Het leest niet als een trein. Het is geen literatúúr.’
Het lijkt erop dat de moderne lezer alleen maar wil lezen wat hij al kent. Of herkent. Of als onmiddellijk begrijpelijk en invoelbaar beschouwt. Kortom, hij wil iets waarvoor hij zelf geen moeite hoeft te doen. De moderne lezer leunt sceptisch achterover en zegt tegen de schrijver: ‘Vooruit, vermaak me maar. Je krijgt tien tellen.’
Maar is literatuur altijd vermaak?
Als ik terugkijk op de literatuur die mij het meest dierbaar is denk ik niet meteen aan boeken die mij hebben ‘vermaakt’. Ook zijn het niet per se de boeken die ‘lazen als een trein’. Dierbaar zijn ‘Ulysses’ van James Joyce. Of ‘Un amour de Swann’ van Proust. Taai, ja. Moeilijk, zeker. Maar wat een rijkdom!
Romans zijn er niet alleen maar voor ontspanning. Soms vergen ze ínspanning. Commitment. Volharding.
De boeken waarvoor je je inspant leveren een grotere beloning op dan louter ontspanning.
Inzicht bijvoorbeeld. Of schoonheid. Wijsheid. Verwarring. Een nieuwe manier van kijken. Het vermogen om tussen de regels door te lezen.
‘Moeite voor iets moois’, noemt Désanne van Brederode dat. Maar ze voegt daaraan toe dat dit niet langer de norm is: ‘Je ergens moeite voor moeten getroosten, iets moeten nalaten of zelfs opofferen, het in een situatie moeten uithouden of anders simpelweg geduld moeten oefenen; allemaal ouderwetse, achterhaalde onzin.’
‘Moeite’ is hetzelfde als ‘moeilijk’. ‘Moeilijk’ is hetzelfde als ‘elitair’, schrijft Xandra Schutte. En ‘elitair’, daar wil geen enkele schrijver van beschuldigd worden. Dan maar liever laagdrempelig, zodat ook de meest luie lezer het ogenblikkelijk begrijpt.
Maar zoals filosoof Jeroen Vanheste zegt: ‘Schrijvers en dichters zijn onderzoekers van de menselijke natuur. In een geslaagd gedicht, toneelstuk of roman kan plaatsvinden wat Aristoteles mimesis noemde: de schrijver overstijgt het subjectieve en particuliere van zijn persoonlijke wereld en maakt als in een spiegel iets van het algemeen menselijke zichtbaar. Op die manier draagt hij bij aan een inzicht in de menselijke conditie, en dat is waarom gedichten, toneelstukken en verhalen uit totaal andere tijden en samenlevingen ons nog steeds kunnen aanspreken.’
Het is fijn om te horen dat mensen mijn boeken spannend en meeslepend vinden. En ze mogen best lezen als een trein. Maar soms, heel af en toe, geef ik de voorkeur aan een boek dat leest als een trein met drie kwartier vertraging.
Ik dank u voor uw tijd (en moeite).