De dag begon al niet fraai met lichte hoofdpijn, maar lijkt pas echt vergald te worden als de ober de reikhalzend geanticipeerde latte ristretto over de tafel kiepert. Maar niets kan een mens zo opmonteren als de ellende van een ander. Want hoe beroerd mijn dag ook is, mijn pech kan niet tippen aan die van de ober.
Een jaar of zestien is hij, schutterend, puisterend, slungelend, en nu al bezweet. Hij treft het niet: het terras zit bomvol. Koffie komt tegenwoordig in topzware, lastig te serveren limonadeglazen, en de mijne belandt na een halve salto mortale op de rand van het tafelblad. De jonge ober roept iets dat klinkt als een enge ziekte. Dan begint hij zich omstandig te verontschuldigen.
Een meisje komt met een theedoek achter hem aangesneld en boent de schade rap en ter zake kundig op. Haar blik zegt: ‘Het is zijn eerste dag,’ maar dat kan iedereen op afstand zien.
De jongen verdwijnt bedremmeld naar binnen en keert even later terug met een overvol dienblad. Dat kan niet goed gaan en dat gaat het ook niet. Ditmaal landt er een geopend bierflesje in een motorhelm. Een glas water lijkt al te exploderen voordat het de grond raakt. Een lodderige pitbull schrikt zo van het gerinkel dat hij een meter de lucht in springt.
Nog geen vijf minuten later: een glas kokend hete muntthee gaat over de benen van een gezonnebrilde dame. Haar poedel wordt ook geraakt en roept: Kaiiiiii!
En weer is daar het meisje met de theedoek en de duizend verontschuldigingen.
Het begint op te vallen. Op het terras draaien de hoofden zich om naar de jongen, wiens activiteiten nu onder een vergrootglas liggen. Bezwaard door priemende, verwachtingsvolle blikken beweegt hij zich tussen de tafels door. En al snel is het weer raak: als dominostenen kukelen de glazen van zijn dienblad. ‘Kut!’ roept hij, en een laagtonig gegrinnik verspreidt zich onder de toeschouwers.
‘ls ie ook te huur voor feesten en partijen?’ informeert iemand monkelend.
De ober probeert geiterig te glimlachen.
‘Kom maar,’ zegt het immer geduldige meisje. Met een troostend doch voortvarend armgebaar dirigeert ze hem terug de keuken in. Daar klinkt nog meer gerinkel.
Het hele terras gaat er eens lekker voor zitten. Een paar mensen wrijven al in de handjes van voorpret. ‘Daar komt ie weer!’ zegt iemand op fluistertoon.
Als een lam ter slachtbank komt hij tevoorschijn. Aan zijn blik is te zien dat hij het vertrouwen in zijn optreden compleet verloren heeft. Hij strompelt. Wankelt. Weifelt. De honden op het terras stuiven uit voorzorg alle kanten op.
Iedereen begint nu de meest exorbitante bestellingen te plaatsen: zestien fluiten bier, twaalf glazen champagne, drie garnalencocktails, vijf borrelplanken en een extra grote sorbet met slagroom; louter om het op vermakelijke wijze over de grond te zien gaan. De ober heeft geen schijn van kans: hij struikelt van de ene ramp in de andere.
Eindelijk grijpt het meisje met de theedoek in. ‘Kom maar,’ zegt ze weer en trekt de pechvogel mee. Het is duidelijk dat onze held de spoelkeuken niet meer verlaten mag. Er gaat een golf van teleurstelling door het publiek. ‘Aaaaaw,’ zegt iemand.
De show is voorbij. Het gelach en gejoel verstomt. Een man met een zomers petje op zijn hoofd staat schuddebuikend op, hijst zijn broek over zijn navel en zegt tegen z’n vrouw: ‘Eindelijk iets dat niet over Thierry Baudet gaat.’