In de vermakelijke reeks ‘Van Os herinnert zich rotbaantjes’ reizen we deze week af naar een buitenwijk in Den Bosch, waar zich tussen 1948 en 1998 munitiefabriek De Kruithoorn gevestigd zag. Deze locatie was begin jaren ‘90 bijna het epicentrum van een afschuwelijke ramp. Hoe dat zo kwam zal ik u, na jaren lafhartig zwijgen, eindelijk opbiechten.
Omdat ook een miskend genie tijdens het kroegtijgeren weleens groentekroketten wil bestellen heb ik door de jaren heen heel wat baantjes moeten accepteren. Baantjes die, zoals de mij geestgerelateerde Bob den Uyl dat zei, misschien in de verte wel in mijn lijn liggen, maar waaraan ik toch niet in de eerste plaats zou denken als ik het voor het kiezen had. Zo bied ik ook nu nog mijn diensten aan als vertaler en copywriter.
Toen ik nog klein was wilde ik daar evenwel niets van weten. Ik was bang dat het veelvuldig neerpennen van gelikte reclamepraatjes funest zou zijn voor mijn litteraire gelaagdheid. Nu weet ik dat het wel meevalt, hoewel ik mijn commerciële teksten nog steeds op een ander toetsenbord tik dan mijn romannetjes. Die toetsenborden moeten angstvallig van elkaar gescheiden blijven om kruisbesmetting te voorkomen, een beetje zoals gegaarde groente niet moet worden teruggelegd op de snijplank waarop het rauwe vlees is gekruid.
Afijn, vroeger nam ik om die reden louter karweitjes aan die niks met schrijven te maken hadden. Het werk kon mij niet stompzinnig genoeg zijn. In die hoedanigheid kwam ik als pakweg zestienjarige terecht bij munitiefabriek De Kruithoorn.
Aanvankelijk aarzelde ik. Ik zag al voor me hoe een door mij gemonteerde clusterbom een heel dorp vol peuters en puppy’s in de as legde, maar gelukkig hoefde ik geen wapentuig te fabriceren. De Kruithoorn werd gefaseerd ontmanteld, munitie werd gereedgemaakt voor vernietiging, en daarbij waren goedkope voetknechten nodig.
Mijn eerste dag zal ik nooit vergeten:
‘Vandaag gaan jullie de Explosieven Opruimingsdienst mee helpen opruimen,’ zei Voorman Sjaak. Geen grap. Voor een beter begrip van de situatie herhaal ik de zin even: ‘Vandaag gaan jullie de EXPLOSIEVEN OPRUIMINGSDIENST MEE HELPEN OPRUIMEN.’
Nou, niet voor zes gulden per uur, dacht ik nog.
Maar omdat ik toch weleens wilde rondkoekeloeren bleef ik op mijn post. Wie ontdekt dat er op steenworp afstand van zijn bed een nucleair wapenarsenaal ligt opgestapeld doet er goed aan zich daar nauwgezet van op de hoogte te stellen. We hoefden trouwens alleen maar wat onschuldige kratjes te verslepen.
Dat het in De Kruithoorn niet al veel eerder is foutgegaan mag een wonder heten. Zo was Voorman Sjaak niet het slimste eendje in de vijver. Toen hij hoorde dat uitzendkracht Hassan uit Bagdad afkomstig was riep hij zegepralend: ‘Wisten jullie dat de kogels die ze in de Golfoorlog gebruikten hier gemaakt zijn?’ Gelukkig was Hassan niet uit het jihadhout gesneden.
Ook had ome Sjaak de nare gewoonte om zware shag te roken in de depots waar het buskruit lag opgeslagen.
‘Volgens mij krijg ik Parkinson,’ mompelde hij dan terwijl hij met zijn boerenklauwen tabak stond te rollen. ‘Soms heb ik ineens van die spastische bewegingen.’
Ik durf er niet aan te denken op hoeveel werkplekken de volksveiligheid afhangt van de spasmen van onderbetaalde spilfiguren.
Desalniettemin leek het erop dat ik de werkweek zonder kleerscheuren zou doorstaan. Maar toen gebeurde het. Toen zag ik het ineens liggen.
Groen en glimmend! Aanlokkelijk! Mysterieus bijna, ofschoon gewikkeld in lachwekkend ontoereikend plastic.
Een handgranaat! Een heuse echte.
Het lag daar te liggen. Op een werkbank. Middenin het munitiedepot. Zomaar. Eromheen een aura van fascinatie en verwoesting. Zelfs de vermetele ome Sjaak behandelde het met ontzag. ‘Zien julie dat?’ bulderde hij. ‘Dat kloteding staat op scherp. Als het springt, dan stuitert de halve stad mee. Afblijven dus!’
Eerst zag ik het met vluchtige verbazing aan, die granaat. Maar al snel begon het projectiel vanuit de verte te lonken, te roepen, te wenken, en plots begreep ik hoe destijds de Zondeval tot stand kwam. Sommige verboden vruchten, daar moét je gewoon een keer met je kleffe pootjes aanzitten.
En dus deed ik het. In een onbewaakt ogenblik. Toen ome Sjaak even niet keek. Ik raapte hem op. En ineens stond ik daar, kleine joris driepinter, met een echte handgranaat in mijn knuistje. Luttele seconden lag het moordwapen, en daarmee het lot van miljarden nietsvermoedende Bosschenaren, te glanzen in mijn handen.
Toen legde ik het weer neer. Niemand had iets gemerkt. Maar net toen ik me omdraaide zag ik hoe de granaat, nog steeds in dat belachelijke boterhamzakje, opeens in beweging kwam. Alsof door onzichtbare handen beroerd rolde het over de tafel. Even leek het te aarzelen aan de rand van het werkblad, maar toen viel het met ijzingwekkend gekletter op de vloer.
De diepe stilte die daarop volgde moet wel de langste in mijn leven zijn geweest. Mijn ingewanden besloten zich op de komende klap voor te bereiden door massaal dekking te zoeken in mijn onderbuik. Het bloed mijner aderen bevroor, samen met de rest van mijn lichaam. Mijn hart hield alvast op met slaan.
Twee seconden. Drie.
Ik zag het voor me, hoe een zuil van verzengend vuur zich ten hemel zou spoeden om vervolgens de Brabantse hoofdstad in een uitdijende flits van de aardbodem weg te vagen.
Vier seconden. Vijf.
Er gebeurde niets. Geen klap. Geen verzengend vuur.
Na nog wat aarzelende ogenblikken raapte ik de granaat weer op, bekeek hem behoedzaam en legde hem toen weer terug op de werktafel. Ik sluit niet uit dat ik daarna nonchalant fluitend weer naar buiten ben gedrenteld alsof ik van de kat geen kwaad wist. Toen de werkdag voorbij was en ik, terugreizend door de stad die ik bijna met de grond gelijk had gemaakt, het klamme zweet van het voorhoofd wiste, zou niemand me hebben kunnen wijsmaken dat ik me ooit nog eens druk zou maken om groentekroketten.