Omdat ik, zoals u misschien niet wist, nogal eens om geld verlegen zit, kom ik soms in de verleiding om mijn centen dan maar op perfide wijze binnen te harken.
Dat ik dat uiteindelijk toch niet doe heeft niets met een moraal te maken. Rimbaud verkocht wapens aan Ethiopische krijgsheren en toch heeft iedereen het alleen maar over zijn rijmpjes. William Burroughs knalde zijn vrouw dood in een lollige poging een glas water van haar hoofd te schieten, maar geen haan die daarnaar kraait. Salinger versierde 14-jarige meisjes en trok zijn revolver als ze voor het Rode Kruis kwamen collecteren, maar geen klassiekers-top 10 is zonder hem compleet.
Neen, mijn terughoudendheid heeft alles met mijn verregaande incompetentie van doen. Ik zal het u uitleggen.
Aan het pleintje waar ik vroeger woonde bevond zich tevens het huis van Kareltje, bijgenaamd de Klauwhamer. Kareltje Klauwhamer was het soort vriendje waar moeders voor waarschuwen, maar niettemin hadden wij de grootste pret.
Of we nu op zoek waren of niet, de penarie vond ons moeiteloos en op zekere dag waren wij uit balorigheid een achtertuin binnengeslopen.
‘Kijk eens,’ zei Kareltje, ‘de schuur staat open.’
Nou wij naar binnen natuurlijk. Maar er lag alleen een zak aardappelen.
‘Laten we die stelen,’ stelde ik voor.
Eenmaal terug op het pleintje leek het ons wel snaaks om die aardappelen te verkopen aan de mensen van wie wij ze ontvreemd hadden. We deden ze in een teiltje en belden gniffelend aan. Een vrouw deed open.
‘Goedendag,’ zeiden wij, ‘heeft u nog aardappelen nodig?’
‘Nee hoor,’ antwoordde de vrouw, ‘wij hebben aardappelen in de schuur.’
‘Nou,’ riep ik (en hier begon mijn misdaadcarrière reeds barsten te vertonen), ‘daar zou ik maar niet al te zeker van zijn!’
‘Sssst!’ siste Kareltje.
U begrijpt het al, dit picareske avontuur kwam voortijdig ten einde.
De vrouw ging toch maar eens in het schuurtje kijken en kort daarop verscheen ze met onze boze ouders op het plein.
‘Hierkomen!’ riep mijn vader.
‘Maak je geen zorgen, ik heb ons hier in een handomdraai uitgeluld,’ fluisterde Kareltje.
Maar al voordat hij zijn mond opendeed, wees ik hem met een beschuldigende vinger aan en piepte: ‘Het was allemaal zijn idee!’
Afijn, tot zover mijn boevenbestaan.
Kareltje is ondanks zijn aanleg nog best aardig terechtgekomen. Hij ging als beroepsmilitair naar Irak, Afghanistan en Joegoslavië, kwam daar getraumatiseerd van terug en werd de trotse eigenaar van een groentezaak. Elke maand stuurt hij mij een zak geschilde piepers.