Een postmoderne parabel

Een fnuikend nadeel van de gepolariseerde samenleving is de verschraling van het keuzeaanbod. Nog geen twintig jaar terug kon je kiezen tussen vijftig tinten grijs, nu moet je het doen met twee cartooneske, van elke wederkerigheid gespeende tegenpolen.

De voor de hand liggende, en recentelijk nog door de Canadees Michael Ignatieff aangedragen oplossing is die van het minste kwaad. ‘Kwaad’ vind ik een groot woord in deze verkiezingen, wat de mensen mij ook willen laten geloven, beter is het te spreken van het ‘minst irritante’.

Tevreden met die begripsbepaling doe ik onderweg naar het stembureau eerst nog even een terrasje aan.

Ik zit nog maar net van mijn metroseksuele koffie te genieten als er een Oldsmobile komt aangereden. Ik heb er geen verstand van, dus ik houd het maar op een Laurel en Hardy-auto. Het ding komt met een hels kabaal tot stilstand en een gitzwarte wolk diesel stuift het terras op. Als u in de jaren tachtig Parijs frequenteerde, dan kent u de lucht vast wel.

Op het terras zit een vrouw van een jaar of vijftig. Zelfgeboetseerde kralenketting, rood brilletje, de kaken samengeperst in pertinente verontwaardiging, de onmiskenbare tekenen van iemand die gekrenktheid tot levensdoel heeft verheven. 
‘UCHE UCHE,’ zegt ze. Ze hoest het niet, ze zegt het: ‘UCHE UCHE.’

Blijkt dat de bestuurder van de Oldsmobile een kennisje heeft gespot, aan een beluifeld tafeltje niet ver bij ons vandaan. Zonder de motor af te zetten stapt hij uit en promeneert op zijn gemakje naar hem toe. 
‘Charel kerel!’ roept hij. ‘Veur den drommel, dat ik jou hier tref!’
‘Arend-Jan!’ juicht de kennis, gehuld in krijtstrepen en knauwend op een vette sigaar. Etnisch profileren mag niet en ik wil best de mogelijkheid indachtig houden dat het hier twee onbemiddelde middenstanders betreft, maar laten we wel wezen.

Aldoor blijft de rook over het terras wasemen. 
‘UCHE UCHE,’ zegt de vrouw weer, met stemverhef dat zich lijkt te willen verzekeren van ieders aandacht. ‘JEEZUS WAT EEN STANK.’

Arend-Jan, het welvaartsbuikje onbewimpeld naar voren gestoken, wijst zijn vriend op de kachelende auto. 
‘Ik was zo’n beetje aan het boemelen,’ verklaart hij. ‘Aardig karretje, niet?’
‘Verdomd aardig!’ beaamt Charel. 
‘Een modelletje 30,’ zegt Arend-Jan. ‘Echt vintage!’

‘UCHE UCHE UCHE!’ roept de vrouw, die nu theatraal voorover klapt. ‘Rijd toch door, man. Lul de behanger! Fascist! Islamofoob!’

‘Buitengewoon aardig karretje,’ zegt Charel, die paffend bijdraagt aan de verstikkende walm. 
‘Nietwaar?’ zegt Arend-Jan. ‘Het kost wat, maar je moet toch een beetje kunnen boemelen. Zolang het nog kan tenminste. Als ze in dit land hun zin krijgen is elke stad straks autoloos.’

De vrouw met het rode brilletje ligt nu languit over de tafel, alsof ze de laatste seconden van haar leven voelt wegtikken. Ze staat half op. Een beschuldigende vinger schiet priemend in de richting van Arend-Jan, alsof ze haar belager aanwijst in de rechtszaal.
‘Hier gaat de wereld nou aan ten onder,’ briest ze. ‘Aan dit soort alfamannetjes. Aan dit soort baudetjes. Poenige proleten met te kleine piemeltjes!’

‘Buitengewoon verdomd aardig,’ zegt Charel. 
‘UCHE UCHE IK GA DOOD!’ zegt de vrouw.

Ik reken af en loop verder. En als ik even later met mijn rode potlood in het stemhokje sta, twijfelend tussen de twee karikaturale tegenstellingen, denk ik: de MINST irritante, dat is zo eenvoudig nog niet.

THE END

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *