Een graag geziene gast in Casa Van Os is meneer Bilnaad. Meneer Bilnaad is de man die de cv-ketel komt maken als Van Os weer eens onder een koude douche staat.
Vandaag komt hij geen minuut te laat. Ik ben ietwat grieperig en een kuip vol warm water kan het bescheiden leed verzachten.
‘Goedendag, meneer Bilnaad!’
‘Goedendag, meneer Van Os. Heeft u al een nieuw boek geschreven? Nee, u hoeft mij de weg niet te wijzen, die ken ik.’
Als hij zich, eenmaal ter zolder, letterlijk en figuurlijk over de ketel buigt laat hij zien waar hij zijn naam aan te danken heeft.
‘Geen probleem,’ mompelt hij na een korte inspectie. ‘Melk en suiker graag!’
Als ik even later met de gerekwireerde koffie op zolder verschijn ben ik getuige van een merkwaardig ritueel. Tot mijn verbazing zie ik hoe de heer Bilnaad, die achter de ketel verstopt zit en aan een schroefje draait, af en toe lukraak met zijn hamer op de ketel timmert. Het dient geen enkel doel, hij kijkt niet eens waar hij timmert, het lijkt hem uitsluitend om het kabaal te gaan.
‘Dat is een beroepsgeheim,’ geeft hij desgevraagd toe. ‘Als ze mij niet af en toe horen timmeren denken ze dat ik zit te niksen. Het euvel is vaak heel klein: een moertje, een leertje, een roestplekje, maar de klant moet de indruk krijgen dat ik een ingrijpende reparatie heb uitgevoerd, anders voelt hij zich bekocht.’
‘Ik snap het,’ zeg ik.
‘Weet u,’ zegt hij, ‘het is eigenlijk net als met Baudet.’
‘Baudet?’ vraag ik verbaasd.
Gotallemachtig, denk ik, toch niet wéér Baudet? Gaat dan alles alleen nog over Baudet?
‘Ik weet niks over Baudet,’ zegt meneer Bilnaad. ‘Misschien is die vent wel echt zo gevaarlijk als ze beweren. Ik heb geen idee. Maar die hele kerel interesseert me minder dan het mechanisme dat hem mogelijk maakt. En de manier waarop de prominenten op hem reageren, dát is interessant.’
‘De prominenten?’ vraag ik.
‘Nou ja, zeg maar de belangrijke mensen in de media. Journalisten, columnisten, schrijvers, andere politici.’
‘Hoezo is dat interessant?’
‘Nou,’ zegt de Bilnaad, ‘net als bij een cv-ketel zou men er verstandig aan doen te kijken naar de achterliggende oorzaken. Naar de kleine dingen. De kieren, de roestplekken. Niet naar die vent zelf, die is nauwelijks interessant. Er zal altijd wel een Trump of een Junker of een Baudet zijn. Dat is niks nieuws. Maar het sluimerend maatschappelijke ongenoegen dat hem blijkbaar zoveel zetels oplevert, dat zou onze aandacht moeten vergen.’
Hij veegt zijn bezwete hoofd af met een doek.
‘Maar,’ zegt hij vermanend, ‘dat is linke shit. Het geduldig en vooral objectief analyseren van onderliggende factoren zou weleens kunnen suggereren dat je Baudet niet per definitie met het grote kwaad vereenzelvigt. Of erger nog: dat je je niet nadrukkelijk genoeg van hem distantieert. En dat kan je zomaar je kop kosten. Of je carrière eigenlijk.’
Meneer Bilnaad gaat hijgend op de volle wasmand zitten.
‘Anders gezegd: liever timmeren we publiekelijk, en met veel lawaai, op Baudet zijn pantser, dan dat we in stilte op zoek gaan naar kieren en roestplekken in zijn harnas. Terwijl dat laatste veel effectiever zou kunnen blijken. Het gaat er meer om de achterban tevreden te houden, dan om werkelijk iets te bereiken.’
Hij knikt tevreden, alsof hetgeen hij zegt een uitgemaakte zaak is. Alsof hij zeker weet dat het nageslacht hem met de benefit of hindsight gelijk zal geven.
‘Dat willen de mensen: uiterlijk vertoon. Het gaat er niet om wat je doet, maar wat ze ZIEN dat je doet. En daarom schelden ze op Baudet. En daarom timmer ik af en toe op de ketel.’
Meneer Bilnaad komt overeind en hijst zijn broek op.
‘Afijn, dat ding doet het weer. Het was me wederom een waar genoegen. Goedendag, meneer van Os.’
‘Goedendag, meneer Bilnaad.’
Als hij weg is draai ik de kraan open. Het warme water doet het weer prachtig.