Vrienden, laten wij niet langer om de hete brij heendraaien. Een groot gevaar bedreigt onze nobele boreale samenleving. Ongenode gasten uit landen in Afrika en het Midden-Oosten maken een vreeswekkend snelle opmars in ons straatbeeld.
Steeds vaker zie je ze in parken en op pleintjes bij elkaar zitten. Ze hangen rond in intimiderende kliekjes en doen niks anders dan ruziemaken en onze vrouwen nafluiten.
Ik heb het dan natuurlijk over de gevreesde groene halsbandparkiet, een uitheemse exoot die hier in de jaren zeventig door naïeve individuen is binnengehaald en sindsdien op gewetenloze wijze profiteert van onze softe winters.
Loopt u weleens door Amsterdam? Het lijkt daar wel een tropische volière.
U herkent de halsbandparkieten onmiddellijk. Ze zien er allemaal hetzelfde uit, de mannetjes voorzien van pluimige bontkraagjes en gemelijke blikken waarmee ze geringschattend op ons neerkijken.
‘Ze horen hier niet,’ hoorde ik laatst iemand zeggen, ‘als je hier vroeger door de wijk liep hoorde je het vertrouwde geluid van koerende duiven in de dakgoot, nu zijn er lanen waar je alleen nog maar de onverstaanbare keelklanken van baltsende klimaatparkieten hoort.’
Ze pikken onze laantjes in!!!
Ze plukken de vruchten van onze welvaartsstaat. Dat wil zeggen: ze vreten de fruitoogst kaal. Ze zijn dus een gevaar voor onze cultuur. De horticultuur!
Het is helder. Ik zeg: minder minder pakistaanse parkieten en meer meerkoeten.
Einde.