Een zinderend cultureel essay door Drs. J.J.F.Th. van Os.

Omweg als methode
Naar aanleiding van een guitig verhaaltje op mijn tijdlijn vroeg iemand: ‘Waarom schrijf jij nooit serieus over jezelf, Joortje? Waarom altijd van die buitenissige sprookjes? Durf jij de confrontatie met jezelf soms niet aan? Vind je dat te angstaanjagend?’
Dat verwijt krijg ik vaker. Een uitgever eiste ooit dat ik over Joris van Os zou gaan schrijven en niet over ‘verzonnen figuurtjes’.
Aan deze opvatting ligt een denkfout ten grondslag. De aanname is dat een roman pas authentiek is als de auteur één op één over zichzelf schrijft. Dat is zoiets als beweren dat Shakespeare zijn stuk Hamlet alleen maar kan schrijven als hij zelf een Deense prins is.
Tegenover deze denkfout staat wat Carlo Ginzberg ‘omweg als methode’ noemt. Joseph Heller (u weet wel, van Catch 22) zei ooit dat hij het ambivalente Amerika van ná de Tweede Wereldoorlog alleen maar kon weergeven door te schrijven over piloten ín de Tweede Wereldoorlog.
Auteurs schrijven vía het buitenissige over het bekende, omdat die omweg hen een verhelderend perspectief op henzelf biedt. Denk aan wat Ibsen zei: De zomer beschrijf je het best op een winterdag.

Anja Meulenbelt
Om dit thema verder te verklaren moet ik even terug naar mijn middelbareschooltijd. De door mij hogelijk gewaardeerde Juffrouw de Wit leerde ons debatteren. Hoe deed ze dat? Door ons een mening te laten verdedigen waar we totaal niet achterstonden. Iemand die tegen de doodstraf was moest daar juist vóór zijn, enzovoorts.
Deze oefening plaatst je buiten jezelf. Ik was er in eerste instantie ook niet goed in. Ik was te boos op de andere mening om mij die eigen te maken, al was het maar tijdelijk.
Maar het is een interessant experiment dat je dwingt om je eigen identiteit af te leggen.
Eigenlijk zou je er een tv-programma van moeten maken. Jenny Douwes die betoogt dat Zwarte Piet moet worden afgeschaft en Quinsy Gario die betoogt dat hij blijft. Anja Meulenbelt die moet beargumenteren dat het feminisme te ver is doorgeschoten en Eva Vlaardingerbroek die beredeneert dat er nog een schepje bovenop moet.
Zo’n hilarische show zou de mensen nog eens nader tot elkaar kunnen brengen. Maar ik garandeer u dat geen van de partijen hiertoe bereid of zelfs maar in staat is.

Polarisering
Ten eerste komt dat door polarisering. Niets lastiger dan afstand doen van je eigen waardensysteem in tijden van verdeeldheid.
Of je nu progressief of conservatief bent, altijd is er die verbeten reflex om de hakken in het zand te zetten. De kleinste stap naar rechts is al een sprong richting het fascisme, de vluchtigste blik naar links staat al gelijk aan decadente wegkijkerij.
Op Facebook heb ik, zoals ik weleens heb uitgelegd, nadrukkelijk contact met figuren van diverse geneigdheid. ‘Cross your bubble’ heet dat. En dat wordt me niet altijd in dank afgenomen. Er gaat geen week voorbij of iemand informeert op hoge poten waarom ik nog bevriend ben met ‘die nazi’, of ‘die deugbeffer’. Ik ben een ‘allemansvriend’, bang om vijanden te maken.
Echter, ik doe dat niet omdat ik zo’n jofele ruimdenkende vent ben, maar omdat ik als schrijver altijd zit te azen op andermans ervaringswereld. Inderdaad, ik leg een mentaal archief aan van al jullie zouteloze meningkjes met de sinistere bedoeling ze later in een boekje te gebruiken. Hoe verder jullie van mij afstaan, hoe beter. Het gaat erom de eigen wereld aan gruzelementen te slaan en op te zoeken wat je verfoeit.

Identiteitsobsessie
Ten tweede heeft de onwilligheid om ons in de ander te verplaatsen te maken met onze obsessie met identiteit, en de tegengestelde eisen die eruit voortkomen.
Het verwijt, om maar een voorbeeld te noemen, is dat mensen gevangen zitten in hun ‘white privilege’. Maar zodra ze zich in de kleurling verplaatsen worden ze wegens ‘cultural appropriation’ teruggefloten. Auteur Jeanine Cummins kreeg bakken met kritiek over zich heen omdat ze het gewaagd had om vanuit het perspectief van een Mexicaanse migrant te schrijven.
De sociaalconstructivistische gedachte is hier dat de ander wezenlijk onkenbaar is, en dat elke poging zich in iemand anders dan zichzelf te verplaatsen van arrogantie getuigt. Zoals Bas Heijne schrijft: ‘Het emotionele houvast van de identiteit maakt het praktisch onmogelijk om betekenisvolle relaties búiten die identiteiten aan te gaan.’

Fictie
Het medicijn hiertegen, beste mensen, is fictie. Fictie en nog eens fictie. Hoe buitenissiger hoe beter.
Geen schijnfictie, want veel hedendaagse romans zijn autobiografisch en daarmee een verlengstuk van reeds gekoesterde waarden. Nee, échte fictie. De ervaring van het vreemde. Het maken van hoofdpersonen waar je het tot op het bot mee oneens bent.
En wat ik geleerd heb is dat het brein dat kán.
Het wonderlijke, transcendente, plooibare menselijke brein. Versmelten met de ander, de vreemdeling, de vijand.
Ben ik mijn ego? Ben ik mijn identiteit?
Wie weet, maar wat het schrijven van verhalen mij onmiskenbaar geleerd heeft, is dat er in mijn hoofd ruimte is voor wel honderd identiteiten. Honderd identiteiten waar Joortje van Os er maar één van is.
Pas nu, in deze tijd (om de corona dan toch maar even dit stukje binnen te smokkelen) merken we hoe we de ander missen. Niet slechts de specifieke ander, niet alleen het familielid of de gelijkdenker, maar de Ander.
Nu pas, in dit grote gemis, voelen we hoe weinig de identiteit ertoe doet.
In de ontmoeting met de ander confronteer ik mezelf. En die confrontatie, beste makkers, is angstaanjagender en waardevoller dan ooit.

Ik dank u voor uw tijd.