Dan is het nu weer tijd voor mijn jaarlijkse Paasgroet.
Toen ik een jaar of 20 was stuurde ik een kort verhaal naar een literair tijdschrift. Waar het over ging ben ik vergeten, maar blijkbaar was de held van het verhaal in bezit van een kat. Die kat speelde geen rol van betekenis, dat weet ik nog. Hoe dan ook, de redactrice wilde het wel plaatsen, maar dan moest ik de kat schrappen.
Een weeklang heb ik de jeugdige hersens gepijnigd. Waarom de kat? Welke obstruerende werking had dat beest op de plot? Kon het zijn dat het diertje op intertekstueel niveau een belemmerende invloed had op de leesbaarheid? Of was het een metafysische kwestie, een of andere faux pas? Had ik in mijn jeugdige onbevangenheid een ongeschreven literaire wet overtreden?
‘Wat, nee ik heb een hekel aan katten,’ zei de redactrice. ‘Ze kakschijten m’n hele tuin onder.’
Nu hoor ik u denken, ja maar joortje, wat heeft dit alles met Pasen te maken?
The end.