Sorry mensen, het duurde even. Maar hier is hij dan: mijn langverwachte beschouwing van ‘Uit het Zuiden’, het boek van actrice Carine Crutzen.
Het kan u door de schier onuitputtelijke media-aandacht nauwelijks zijn ontgaan: mijn geliefde ex Carine debuteerde vorig jaar met een roman. De afgelopen maanden heb ik haar, zoals u misschien heeft gemerkt, dan ook eindeloos geteisterd. Dat lijkt onaardig, maar ik had twee uitstekende redenen.
De eerste reden: Crutzen is een bekende Nederlander. En die staan altijd vooraan in de uitgeversrij. Voor een margeschrijver als ik is dat heel hinderlijk. U moet het zich als volgt voorstellen: u staat, na braaf een nummertje te hebben getrokken, bij de bakker op uw beurt te wachten. Dan komt er ineens een bekende Nederlander binnen. De bakker roept verrukt uit: ‘Ha meneer Brandsteder, komt u verder. Nee, let niet op het klootjesvolk, u kunt uw bestelling meteen doorgeven.’
Vanuit het perspectief van aspirantschrijvers zijn bekende Nederlanders het ergst denkbare richeltuig. U mag er voetstoots van uitgaan dat een veel groter aantal tijdloze meesterwerken het licht had gezien, mits het uitgeefbudget niet naar Yvon Jaspers of Nicolette Kluijver was gegaan. Joris van Os (om maar een willekeurige naam te noemen) was een internationaal begrip geweest, daar valt niet aan te twijfelen.
Maar nee, de Brandsteders van deze wereld vinden dat ze nog niet genoeg in de belangstelling staan, ze willen ook nog romans publiceren.
‘Of die boeken lezenswaard zullen zijn weet nog niemand, maar dát ze er zijn kan niemand ontgaan,’ schreven Aleid Truijens en Wim Wirtz reeds in 2003 in de Volkskrant.
De tweede reden: Crutzens boek gaat over Crutzen. Dat wil zeggen: over de eigen kinderjaren, de eigen familie, de eigen coming of age. ‘Een roman over haar jeugd, waarin geen woord verzonnen is,’ lezen we in de Volkskrant. Want natuurlijk. Een modern boek is autobiografisch. Wij mogen er, eveneens voetstoots, van uitgaan dat Crutz er geen moment aan gedacht heeft om iets ánders te schrijven dan een autobiografie.
Ik blijf van mening dat mensen die zichzelf opzienbarend genoeg vinden om een heel boek aan te wijden best een beetje geplaagd mogen worden. Maar ik sta daarin alleen. Want het grote publiek is juist dol op egodocumenten, zoals Jacques Presser ze noemt.
Fictie als vloekwoord
Waargebeurde verhalen hebben de aloude fictieroman (niet langer een pleonasme helaas) in waardering voorbijgestreefd. Smokkelde een auteur in vroeger tijden zijn leven in bedekte termen een boek binnen, tegenwoordig wordt het hem haast kwalijk genomen als blijkt dat zijn fictiewerk uit de duim is gezogen.
Eind vorig jaar haastte Lieke Kézér zich te verzekeren dat haar tweede roman weliswaar niet autobiografisch was, maar wel ‘dichter op mijn huid’ zat. ‘Aan Chesil Beach’ bevat een disclaimer waarin staat dat de hoofdpersonen niet echt bestaan: in een tijd waarin elk boek autobiografisch is, moet zelfs een groot schrijver als Ian McEwan een coda toevoegen waarin hij de lezer eraan herinnert dat zijn roman toch vooral fictie is.
Dat de term ‘roman’ een elastisch begrip is geworden blijkt uit het feit dat Crutzens boek als zodanig in de markt is gezet. De uitgever vond het een roman, zegt Carine ergens, terwijl het hier toch een loepzuiver geval van geselecteerde memoires betreft.
Zijn romans waar? vraagt Tanny Dobbelaar in haar boek ‘Familieverhalen; de kunst van het schrijven over je naasten.’ Ze zegt: ‘Veel familiegeschiedenissen maken aanspraak op waarheid en vallen dus in de categorie non-fictie. Tegelijkertijd maken ze gebruik van literaire technieken waarmee ze hun verhaal toegankelijker maken – en fraaier. Zijn ze dan nog waar?’
Hiermee stuiten we op nog een andere merkwaardigheid: soms is fictie een effectievere manier om de werkelijkheid te naderen.
‘Vat gerust een paar tantes samen als je familiegeschiedenis zo beter uit de verf komt,’ adviseert kroniekschrijver Marijke Hilhorst. Schrijver Nelleke Noordervliet transformeert haar overgrootmoeder doodleuk tot kinderjuf van het pasgeboren prinsesje Wilhelmina. Is dat ooit gebeurd? Dat is zeer onwaarschijnlijk, maar zo’n scène geeft, aldus Noordervliet, de mogelijkheid om haar overgrootmoeder ‘dichter te naderen dan met pure feiten mogelijk was geweest’.
‘Treurig is mooi als het niet echt is,’ zegt ironisch genoeg een neefje in het boek van Crutzen.
Fictie als loopjongen voor non-fictie
Soms wordt de werkelijkheid ook verdraaid om de privacy van genoemde personen te beschermen of om de auteur te behoeden voor boze lezers. De roman als ‘cordon-sanitair’, noemt Stephan Sanders dat: onder de noemer fictie kan de schrijver zijn handen wassen in literaire onschuld.
Maar nog vaker wordt een boek een ‘roman’ genoemd om een waargebeurd verhaal meer literair cachet te geven. Zo is er een opvallende situatie ontstaan: de suffe roman van weleer wordt vervangen door populaire non-fictie, non-fictie wordt vervolgens aangedikt met fictie en als roman in de markt gezet.
Hoe dan ook, je kunt het de lezer niet kwalijk nemen dat hij graag waargebeurde verhalen leest, net als je het de schrijver niet kwalijk kunt nemen dat hij een boek over zijn moeder schrijft. Een schrijver schrijft wat hij schrijft.
Evenmin kun je het een bekende Nederlander verwijten dat hij bekend is, of dat hij gebruikmaakt van de rode lopers die uitgeefhuizen gretig voor hem uitrollen. Wat een eerlijke gelegenheidsrecensent nog rest is doen wat geen redacteur kennelijk nog doet: het boek beoordelen op inhoud, niet op publiciteitswaarde.
Terug naar het Zuiden dus.
Uit het Zuiden
Ja, Crutzens boek is dus het zoveelste egodocument. Maar is het een GOED egodocument?
Het antwoord is ja. Het zou mij, gezien het voorgaande, voortreffelijk uitkomen als ik kon stellen dat Crutz het zoveelste niemendalletje heeft toegevoegd aan een uitpuilend populistisch genre. Maar helaas, het boek is goed.
Crutzen zet haar verhaal neer op een bijzondere, weloverwogen manier. Hier is een verteller bezig, iemand met kennis van structuur, techniek, spanningsboog. Haar jeugd is geen droge opsomming, maar een op de grond gevallen vaas waarvan de scherven met zorg worden opgeraapt om hem op een onderhoudende manier te reconstrueren.
De herinneringen zijn flarden, ja, maar ook kleine doorkijkjes, een caleidoscopische blik op een bedachtzaam leven. Het boek leest als een bundel nagelaten fragmenten, een door vocht aangevreten dagboek, en juist dat maakt het intrigerend.
Maar er is meer.
Ouders en literatuur
In een van zijn boeken laat Tom Lanoye zijn moeder zeggen: ‘Er is maar één slag volk verfoeilijker dan mensen die slecht schrijven over hun ouders. Dat zijn mensen die niét schrijven over hun ouders.’
Crutzen heeft haar terugblik afgebakend. Haar boek bevat vrijwel geen woord over haar carrière, haar ervaringen als actrice. Mijn jarenlange affaire met haar is nergens terug te vinden. Haar eigen gezin leren we ook nauwelijks kennen. Haar man lijkt een gezichtsloze figurant in een script dat van Carine toch vooral een dochter maakt.
Het verhaal van Crutzen is een verhaal over haar ouders. En daarmee over zichzelf als dochter. Uit het Zuiden gaat over de onmacht om de perfecte dochter te zijn, over krampachtige pogingen zich in het complexe leven van vader en moeder dienstbaar op te stellen. Crutz is er immer op uit om zelfs in de vlezigste, mottigste mens het cultuurwezen op te diepen, en ook in haar ouders wil ze, desnoods met terugwerkende kracht, desnoods door de kracht van het geschreven woord, het beste naar boven halen.
Dat levert een aangrijpende rode draad op. Een intern conflict. En daarin onderscheidt Uit het Zuiden zich van de meeste memoires. Uit het Zuiden is geen roman, hoe graag de uitgever het ook zou willen, maar in het boek zit wel een roman verstopt. Door de korte hoofdstukken, van de raak getypeerde jeugdtaferelen tot aan de schrijnende poëzie van aftakeling en dood, sluimert een universeel thema.
En op de momenten dat Crutz die weet aan te stippen gaat het boek niet meer over Crutz. Niet meer over haar rol als dochter. Niet meer over haar moeder. Niet meer over haar vader.
Dan gaat het over alle dochters. Over alle moeders. En over alle vaders.
Conclusie
Bekende Nederlanders zijn stom en zelfverheerlijkende boeken over je jeugd nog stommer. Maar áls je dan een bekende Nederlander bent, en je schríj́ft over je jeugd, doe het dan met de analytische tederheid en het zelfoverstijgend inzicht van Carine Crutzen.
Ik dank u voor uw tijd.