Sinds ik me actief ben gaan schamen voor het slavernijverleden zit ik een stuk beter in mijn vel. Dat wil zeggen: ik zit vooral beter in mijn vel sinds ik ánderen met bodemloze geringschatting ben gaan wijzen op hun gebrek aan schaamte.
Helaas stuit ik daarbij op veel onbegrip bij mensen die minder verlicht zijn dan ik. Vandaag liep ik eens aan bij Bakkerij Geutjes, waar de schrik mij om het rechtschapen hart sloeg toen bleek dat de odekoeken daar nog steeds jodenkoeken heten!
U begrijpt: ik stormde als een wervelwind van verontwaardiging naar binnen. Nou mensen, daar kon de ware fatsoensfanaat zijn hart ophalen. Moorkoppen! Brownies! Postkoloniale oranjekoeken! Kortom: aanstootgevend gebak zo ver het oog reikt.
‘Wat maak jij me nou, bakker Geutjes?’ riep ik uit. ‘Als ik de mensen vertel dat jij je niet schaamt voor ons knechtschappelijk verleden kun je de zaak wel sluiten!’
Bakker Geutjes slaakte een diepe zucht.
‘Ga jij eens zitten, Joortje,’ zei hij. ‘Als jij zo van geschiedenis houdt zal ik je eens een lesje leren.’
‘Kijk,’ begon hij, ‘in de middeleeuwen had je de flagellanten, ook wel geselbroeders genoemd. Dat waren radicale monniken die zichzelf afranselden om daarmee boete te doen voor het kwaad in de wereld.’
‘Ze schaamden zich zo erg voor ‘s werelds verdorvenheid,’ legde de bakker uit, ‘dat ze zichzelf kastijdden met twijgen en zwepen. Eerst deden ze dat in de beslotenheid van hun kloostercel, maar toen dachten ze: het is toch eigenlijk jammer dat niemand het ziet.’
‘En dus,’ zei Geutjes, ‘trokken ze van stad naar stad om zichzelf publiekelijk te geselen. Al snel werd het een spektakel, een beetje als een reizend circus.’
Geutjes ging mismoedig door.
‘Van lieverlee begonnen de geselbroeders vooral ánderen te geselen. Joden, ketters, eigenlijk iedereen die weigerde zich net zo te vernederen als zij. Uiteindelijk liep het zo uit de klauwen dat zelfs de Kerk haar handen ervan af trok. Een of andere paus riep: “Moge God ons verlossen van deze despotische deemoedigheid!”’
Geutjes keek me aan.
‘Kijk Joortje, door alle wreedheid en onderdrukking gaat er geen dag voorbij, of ik schaam me om een mens te zijn. Maar iemand die zijn bescheidenheid voortdurend van de daken schreeuwt, die zich op basis van zijn onderdanigheid boven anderen verheft, die zijn ootmoedigheid uitsmeert over een reeks persmomenten, die zijn schaamte het liefst op zijn cv zou zetten, die verdient het om gewantrouwd te worden.’
Geutjes liep naar de deur en hield die voor me open. ‘Met andere woorden,’ zei hij, ‘hier heb je een lange vinger en nou opgedonderd!’
Einde