Mensen, ik zit op IJsland. Geen grap. Fucking IJsland!

En ik ben hier nog maar net en ik heb reeds een belangrijke levensles geleerd. Ik zal het u uitleggen.

IJsland, zo ontdekte ik gisteren, is een geliefde destinatie voor wereldreizigers. Het vliegtuig waar ik na drie uur uitkroop zat barstensvol pezige, door wind en mijl uitgeteerde globetrotters.

Naast mij zat een blondgelokte Australische die overal al was geweest. Gedurende de hele vlucht praatte ze met een man uit Togo. De beste vent dreunde de ene na de andere platitude op (‘Australia is very far away,’ ‘plane goes very fast’), maar de blondine koerde en schaterde dat het een lieve lust was.

Drie uren lang trakteerde ze haar gesprekspartner – en daarmee iedereen binnen gehoorsafstand – op haar dolle avonturen: ‘I went to L.A. for four days and San Francisco for four days and Vegas for four days. The night life in Vegas is really great.’

Wat volgde was een genereuze opsomming van alle leuke bars in Paramaribo (four days) en de koopjes in Marrakech (four days). Dit alles gelardeerd met de kosmische inzichten die ze onderweg had opgedaan: ‘Canada is really nice’, ‘The people in Budapest are really friendly.’

De man uit Togo was ook overal geweest, kwam net uit Egypte. ‘The desert is really dry,’ wist hij te vertellen. Na verloop van tijd was het geen gesprek meer, alleen nog een monotoon opsommen, een tegen elkaar opbieden van exotische plaatsnamen: Calgary, Marseilles, Arequipa, Kokemäki.

Tegen de tijd dat ik in Reykjavik uit het vliegtuig gibberde was ik zelf ook een kosmisch inzicht rijker: reisverhalen zijn kut.

Ik herhaal het even: reisverhalen zijn kut.

Hoe verder, hoe vervelender. Niets zo teisterend als de kennis die op Papoea-Nieuw-Guinea is gaan diepzeeduiken en met satanische trefzekerheid alle pijlstaartroggen opnoemt die hij daar gezien heeft. (Zelf schep ik er, op momenten dat iemand mij lastigvalt met reisavonturen, kinderlijk genoegen in om te vertellen dat ik voor het tiende jaar op rij in Aarle-Rixtel op de camping heb gezeten.)

Verre bestemmingen, lieve makkers, zijn aan de orde van de dag. Zo ongeveer iedereen die je kent is lopend de Himalaya overgestoken, door yaks de Gobiwoestijn doorgesleept of door de blauwe wildstaartmakaki bepoteld in de Amazone.

Ik lees op dit moment weliswaar de avonturen van Louis Couperus in Afrika, maar dat speelt honderd jaar geleden. Toen moest je het hebben van verhalen. Maar nu heb je wikipedia, Street View, Noortje, Doortje, Floortje – hoe heet het lieve kind?, afijn, noem maar op.

Reizen naar de uiteinden van de planeet zijn niet bijzonder meer. En waar ik dus naartoe wil: je kunt de moderne, overgeïnformeerde medemens nergens zo mee vervelen als met een reisverslag.

Maar wat wil nu het geval? Medemensen vervelen, vooral onschuldige Facebookbezoekers vervelen, is mijn lust en mijn leven!

En dus ga ik u de komende 14 dagen tot in den treure op de hoogte brengen van mijn saaie wederwaardigheden. Alles ga ik beschrijven. Elk struikje. Elk kiezelsteentje. Elke supermarkt.

En u gaat dat lezen. En leukvinden. En geld sturen.

Ik dank u voor uw tijd. We gaan van start!