Aan het tafeltje naast mij twee jongedames.
DAME 1: Ik heb laatst op Sky News dat debat gekeken tussen Sylvana Simons en Douglas Murray.
DAME 2: O ja, dat heb ik ook gezien.
DAME 1: Het was tenenkrommend. Dat toontje aan het begin al. Die neerbuigende presentator!
DAME 2: Ja, dat was heel erg. Ik zag het.
DAME 1: Echt zo’n witte ouwe cisgender met een klein piemeltje, weet je wel? Die denkt dat vrouwen de free speech bedreigen. De manier waarop hij Sylvana al meteen wegzet als een lachwekkend zeurvrouwtje en die conservatieve lul Murray als een baken van wijsheid.
DAME 2: Ja ik heb het gezien.
DAME 1: En dan het interview zelf. Vreselijk. Sylvana kreeg er geen woord tussen. Murray weigerde haar serieus te nemen en bleef maar door haar heen praten. Echt, je had het moeten zien.
DAME 2: Ik heb het ook gezien.
DAME 1: Het was alsof Sylvana er niet eens was. Ze had er net zo goed niet kunnen zijn. Die vent bleef gewoon zijn verhaal afratelen. Geen greintje respect.
DAME 2: Ja, ik zag het.
DAME 1: Ik begrijp niet dat zo’n vent een podium krijgt. Schaamteloos. Je had het moeten zien!
DAME 2: Ik héb het ook gezien. Dat zeg ik net.
DAME 1: Op een gegeven moment was hij een volle vijf minuten achter elkaar aan het woord. Bla bla bla. En maar lullen. En maar ouwehoeren. De anderen geen enkele ruimte gunnen. En zich tot vervelends toe beroepen op zijn zogenaamde vakkennis en zijn onderzoeken en zijn prutsboekjes. Ik zeg je: die Murray is precies het rechtse geprivilegieerde alfamannetje dat je zou verwachten. Tegen vrouwen. Tegen moslims. Tegen minderheden. Je zou die lul eens moeten googelen.
DAME 2: Ja, ik weet wie Douglas Murray is. Ik heb een artikel over hem geschreven in de …
DAME 1: Echt, een vreselijke trol. Als je ‘mansplainer’ opzoekt in het woordenboek krijg je een foto van die vent te zien. Weet je wat dat is, een mansplainer?
DAME 2: Ja, tuurlijk.
DAME 1: Dat is een dominante lul die denkt dat ie alles weet en dingen aan je uitlegt alsof je debiel bent. Snap je?
DAME 2: Ja …
DAME 1: Kortom, het was een blamage. Echt, je had het moeten zien!
Blind Date
Omdat er van de medemens veel te leren valt luister ik nauwlettend en met aanzwellende belangstelling naar het stelletje aan de tafel naast mij.
Begin veertig zijn ze, de man en de vrouw, en verwikkeld in een blind date.
Op een blind date delft degene die zijn happigheid het slechtst kan verhullen meestal het onderspit, en hier is dat niet anders. De verlegen, naar gezelschap hunkerende man voelt nu al aan dat hij geen partij is voor de onafhankelijke wereldwijze powervrouw tegenover hem.
Zij vertelt over haar drie gestrande huwelijken. Hij luistert.
‘De eerste bleek een borderliner,’ zegt ze. ‘Dat was vreselijk. Hij had van die woedeaanvallen. Zomaar uit het niks. Dan sloeg hij me. Hij heeft me twee keer het ziekenhuis in geslagen.’
‘Jeetje,’ zegt hij.
‘De tweede bleek een strafblad te hebben,’ zegt ze. ‘En gokschulden. Uiteindelijk plunderde hij mijn rekening en ging er met een ander vandoor. Ik heb nu een afbetalingsregeling bij de bank.’
‘Jeetje,’ zegt hij.
‘De derde bleek een narcist,’ zegt ze. ‘Echt, die was volkomen psychopatisch. Hij verdraaide alles. Hij heeft iedereen tegen me opgezet. Hij was zo manipulatief dat hij nu de voogdij over de kinderen heeft. Ik krijg ze nooit te zien!’
‘Jeetje,’ zegt hij.
De date is voorbij.
‘Ik vond het echt súper gezellig!’ zegt ze.
Hij krimpt bijna ineen door de verpletterend platonische vriendelijkheid waarmee ze zich van hem ontdoet.
Als een geslagen hond slentert hij richting exit. Hij is de deur nog niet uit of zij grijpt naar de telefoon.
‘Ja, hij is weg,’ zegt ze. ‘Was best leuk hoor. Maar ‘t gaat hem niet worden.’
Ze luistert even naar de ander.
‘Jawel, heel aardig,’ zegt ze. ‘Maar het was hem gewoon niet. Ik voel dat feilloos. Ik luister altijd naar mijn intuïtie. En ik weet al na vijf tellen of iemand bij me past of niet. Echt, ik voel dat metéén!’
Feest van erkenning
Verleden jaar, toen het nog kon, liep ik aan bij het buurtkroegje aan de Kloosterdreef. Ome Karel, de uitbater, was juist bezig een lastige klant naar buiten te werken.
‘Ik word zó moe van die ruziezoekers,’ zei hij.
Ik merkte op dat Karel, kroegbaas zijnd, toch onderhand gewend moest wezen aan alcoholische afnemers met een kwade dronk.
‘Dat was geen alcoholist,’ zei Ome Karel, ‘dat was een gálcoholist.’
‘Wat is dat, een galcoholist?’ vroeg ik verbaasd.
‘Dat is iemand die verslaafd is aan zijn eigen gal,’ legde Ome Karel uit. ‘Iemand die van boos zijn een levensdoel heeft gemaakt.’
‘Een galcoholist,’ vervolgde hij, ‘wil twee dingen: erkenning, en een uitlaatklep. Daarom is hij er altijd als de kippen bij als er ergens geprotesteerd wordt. Hij overgiet zijn boosheid met een sausje van maatschappelijke verontwaardiging en hop! hij kan herrie trappen.’
‘Maar Ome Karel,’ zei ik. ‘Activisten zijn toch niet altijd slecht?’
‘Er is een verschil tussen activisten en háktivisten,’ zei hij. ‘Die laatsten komen alleen om te hakken.’
‘Maar het gaat ze toch ook om mensenrechten?’ wierp ik tegen.
‘Nee,’ zei Karel, ‘ze verwarren het met wénsenrechten. Ze denken dat hun wensen rechten zijn.’
‘Ja maar Ome Karel,’ zei ik. ‘Zachte heelmeesters maken stinkende wonden. Soms moét je ook boos zijn, anders bereik je niks.’
‘Galcoholisten willen helemaal niks bereiken,’ zei Karel. ‘Daar kun je ze aan herkennen: dat ze alleen maar gefrustreerder worden als ze gelijk krijgen. Een activist is blij als hij zijn doel bereikt. Een galcoholist wordt alleen maar bozer, omdat hij beroofd is van zijn galcohol.’
KWETSKOEK
Sinds ik me actief ben gaan schamen voor het slavernijverleden zit ik een stuk beter in mijn vel. Dat wil zeggen: ik zit vooral beter in mijn vel sinds ik ánderen met bodemloze geringschatting ben gaan wijzen op hun gebrek aan schaamte.
Helaas stuit ik daarbij op veel onbegrip bij mensen die minder verlicht zijn dan ik. Vandaag liep ik eens aan bij Bakkerij Geutjes, waar de schrik mij om het rechtschapen hart sloeg toen bleek dat de odekoeken daar nog steeds jodenkoeken heten!
U begrijpt: ik stormde als een wervelwind van verontwaardiging naar binnen. Nou mensen, daar kon de ware fatsoensfanaat zijn hart ophalen. Moorkoppen! Brownies! Postkoloniale oranjekoeken! Kortom: aanstootgevend gebak zo ver het oog reikt.
‘Wat maak jij me nou, bakker Geutjes?’ riep ik uit. ‘Als ik de mensen vertel dat jij je niet schaamt voor ons knechtschappelijk verleden kun je de zaak wel sluiten!’
Bakker Geutjes slaakte een diepe zucht.
‘Ga jij eens zitten, Joortje,’ zei hij. ‘Als jij zo van geschiedenis houdt zal ik je eens een lesje leren.’
‘Kijk,’ begon hij, ‘in de middeleeuwen had je de flagellanten, ook wel geselbroeders genoemd. Dat waren radicale monniken die zichzelf afranselden om daarmee boete te doen voor het kwaad in de wereld.’
‘Ze schaamden zich zo erg voor ‘s werelds verdorvenheid,’ legde de bakker uit, ‘dat ze zichzelf kastijdden met twijgen en zwepen. Eerst deden ze dat in de beslotenheid van hun kloostercel, maar toen dachten ze: het is toch eigenlijk jammer dat niemand het ziet.’
‘En dus,’ zei Geutjes, ‘trokken ze van stad naar stad om zichzelf publiekelijk te geselen. Al snel werd het een spektakel, een beetje als een reizend circus.’
Geutjes ging mismoedig door.
‘Van lieverlee begonnen de geselbroeders vooral ánderen te geselen. Joden, ketters, eigenlijk iedereen die weigerde zich net zo te vernederen als zij. Uiteindelijk liep het zo uit de klauwen dat zelfs de Kerk haar handen ervan af trok. Een of andere paus riep: “Moge God ons verlossen van deze despotische deemoedigheid!”’
Geutjes keek me aan.
‘Kijk Joortje, door alle wreedheid en onderdrukking gaat er geen dag voorbij, of ik schaam me om een mens te zijn. Maar iemand die zijn bescheidenheid voortdurend van de daken schreeuwt, die zich op basis van zijn onderdanigheid boven anderen verheft, die zijn ootmoedigheid uitsmeert over een reeks persmomenten, die zijn schaamte het liefst op zijn cv zou zetten, die verdient het om gewantrouwd te worden.’
Geutjes liep naar de deur en hield die voor me open. ‘Met andere woorden,’ zei hij, ‘hier heb je een lange vinger en nou opgedonderd!’
Einde
Postmodernisme voor dummies
Onlangs viel ik bijna door de mand. Iemand vroeg mij: ‘Van Os, jij hebt het altijd over postmodernisme. Maar wat is dat eigenlijk?’
Nou, ik schrikken natuurlijk. Maar niet getreurd. Als ik het allemaal even niet meer weet ga ik te rade bij Nelis Braadvet van Cafetaria De Smikkel.
‘Nelis,’ zeg ik dan, ‘leg mij nog eens één keer uit wat postmodernisme betekent.’
En terwijl Nelis het frituursel rijkelijk van spijzige saus voorziet zegt hij: ‘Nou kijk, het zit zo. “Post” is Latijn en betekent “na”. Dus ná het modernisme. Of eigenlijk: voorbij het modernisme.’
‘O ja,’ zeg ik, ijverig alles noterend.
‘Maar weet je,’ gaat Nelis verder, ‘eigenlijk is het postmodernisme niet een reactie op het modernisme, maar op het rationalisme. In die tijd gingen ze op de Rede vertrouwen in plaats van op God. Ze meenden dat de menselijke redelijkheid de oplossing voor alles was. Rationeel denken, dat moest de mensheid redden.’
‘Rationeel denken,’ noteer ik.
‘Daarom vonden ze onderwijs zo belangrijk,’ zegt Nelis. ‘Als je maar genoeg kennis en cultuur door de strot krijgt geduwd, dan worden we vanzelf nobele wezens. Dat dachten ze.’
‘Ja.’
‘Maar ja,’ zegt Nelis terwijl hij de piepers aan het vet toevertrouwt, ‘toen kreeg je de nazi’s. Die waren behoorlijk cultureel opgevoed. Hoe heette die vlerk? Hitler? Die was nota bene kunstschilder. En die kampbeulen? Die draaiden vrolijk Wagner terwijl de ovens stookten.’
‘Tsss,’ zeg ik.
‘Dus na de oorlog ging iedereen eens diep zitten nadenken,’ zegt Nelis. ‘Zo van: “nou, de redelijkheid heeft het mooi laten afweten, zeg! Als het de Holocaust niet kan voorkomen, wat heb je er dan aan?” En geef ze eens ongelijk! Maar toen gingen ze nog een stap verder en zeiden: het ging niet mis óndanks de redelijkheid, maar dóór de redelijkheid. Als je op de rede vertrouwt, wat krijg je dan? De Holocaust! De rede moest dus worden gewantrouwd.’
‘En toen?’ zeg ik nagelbijtend.
‘Toen kreeg je het postmodernisme.’
De piepers gillen knetterend in het vet en Nelis zegt: ‘De rede is het nieuwe kwaad. De nieuwe erfzonde. Net als in de bijbel komt de mens nog steeds schuldig ter wereld, belast met de zonde van zijn voorouders. Maar die zonde is nu Hitler, de slavernij, het kolonialisme, het patriarchaat. En bovenal: de mens zelf. De mens is slecht. Vooral de Westerse mens, die tot de vernietigingskampen heeft geleid. En tot de verwoesting van het milieu.’
‘Ja.’
‘Dus nu roept iedereen in het Westen: weg met ons!’ Nelis probeert de piepers uit het vet te redden maar het lukt niet erg. ‘En dus zijn we in het nihilisme beland. Het grote nihil. Het grote niks.’
‘Oei! En nu?’
‘Nou, het probleem is: we vinden dat we het niet verdienen om gered te worden. Het gaat de postmodernisten er niet om dat de Westerse beschaving een uitweg uit het nihilisme vindt, maar dat het daarin juist ten onder gaat. Het Westen wil dat het zichzelf vernietigt. Daarom wordt elke aangedragen oplossing neergesabeld. De boerka is patriarchaal. Het boerkaverbod is óók patriarchaal. Noem al die ellende maar op.’
De piepers dreigen te verbranden.
‘Alles is een bewijs van vrouwenhaat,’ zegt Nelis, ‘van mannenhaat, van vreemdelingenhaat, kortom: van haat. Alles is een bewijs van iets weerzinwekkends. Alles is zinloos. Dat is waar Nietzsche voor waarschuwde. En daar zitten we nu middenin. Het is de collectieve zelfmoord van de Westerse beschaving.’
‘Hoe geraken wij van het nihilisme in het post-nihilisme, Nelis?’ vraag ik ontredderd.
‘Komt tijd komt raad, Joortje.’ En prompt lukt het hem de piepers op het droge te krijgen.
Ik schud het hoofd.
‘Hoe blijf jij toch altijd zo opgewekt terwijl de hele beschaving de polsen doorsnijdt? Hoe redden wij ons hieruit, Nelis?’
‘Met milde spot, Joortje. Milde spot en een lekkere vette bamibal op z’n tijd.’
En terwijl ik van vette bamibal voorzien naar buiten huppel hoor ik Nelis steevast tegen zijn klanten zeggen:
‘O, dat was Van Os, mijn beste klant. Die is zó neo-postdeprimistisch dat ie zich elke dag een compleet bittergarnituur in de maag laat splitsen.’
Komt een eekhoorn bij de snackbar
Vandaag zat ik mijn dagelijkse vegetarische hamkaassouflé weg te versnaperen in de snackbar van Nelis Braadvet toen er een vreselijk zielig uitziende eekhoorn naar binnen kwam strompelen.
‘Nelis,’ zei hij, ‘doe mij snel een slaatje, want er is mij iets rampzaligs overkomen.’
‘Wat dan?’ vroeg Nelis, die net zijn rokertje uitdrukte in het stoofvlees.
‘Ze hebben mijn boom omgehakt!’ riep de eekhoorn grienend.
‘Waarom?’ vroeg Nelis.
‘Om plaats te maken voor een duurzaam energieneutraal kantoorgebouw van de ABN AMRO,’ zei de eekhoorn.
Een vrouw met een imitatiebonten mantel zei:
‘Schande! Weet Greta Thunberg dit al?’
‘Wie is gretatunberg?’ vroeg de eekhoorn.
‘Dat is die enge autistische klimaatkabouter uit uppsala,’ riep een man die tegen de toonbank geleund stond.
De vrouw verslikte zich in haar kroket: ‘Gutte gutte gut, daar hebben we weer zo’n rechts piemeltje dat zich in zijn mannelijkheid bedreigd voelt door een klein meisje.’
‘Ik zag dat zweedse trollenkind op tv,’ zei de man. ‘De rillingen liepen over m’n lijf. Tering wat een verschijning: die geaffecteerde robotstem. Huiveringwekkend!’
‘Welja, val haar maar af omdat ze asperger heeft,’ zei de vrouw. ‘Dapper hoor! Maar ze durft tenminste.’
‘Om nog even op mijn boom terug te komen …’ zei de eekhoorn.
‘Ik val haar niet af,’ zei de man. ‘Ze zou juist tegen zichzelf beschermd moeten worden. Heb je die getikte moeder gezien? D’r eigen kind vermarkten. Nee, dan spoor je hoor. Geen wonder dat die bleke smurf zo verknipt is.’
De vrouw liep rood aan.
‘En nou is het afgelopen met die getriggerde alfamannetjes en hun Gretahaat. Elke keer als een jonge vrouw haar stem verheft springen er overal witte thierrybaudetstemmende mannen van middelbare leeftijd tevoorschijn om haar te bashen!’
‘Wat heeft thierrybaudet er nou weer mee te maken?’ zei de man. ‘Ik zal je wat vertellen. De zeilcrew die haar naar New York zeilde is terug gevlogen en de nieuwe is ingevlogen. Het is één grote nepperij.’
‘Maar mensen, mijn boom …!’ zei de eekhoorn. ‘Waar moet ik nu wonen?’
‘O god, het zal eens niet een witte vent zijn die dat zegt!’ riep de vrouw.
‘Ik heb het van mijn zwarte buurvrouw,’ protesteerde de man.
‘Greta Thunberg is de stem van de nieuwe generatie,’ zei de vrouw.
‘Greta Thunberg is een enge klimaatheks,’ zei de man.
‘Mijn boom …’ piepte de eekhoorn.
De vrouw smeet haar kroket op de vloer, ontdeed zich van haar imitatiebont en stortte zich op de man.
‘Racist! Klimaatontkenner!’ gilde ze terwijl ze hem met zijn hoofd op de toonbank bonkte.
‘Feminazi! Klimaatgekkie!’ gilde de man terwijl hij haar met een frituurpan te lijf ging.
‘Greta is onze Verlosser! Ze is de nieuwe messias!’ riep de vrouw. ‘Sluit je bij haar aan. Wie niet voor haar is, is tegen haar!’
‘Greta is een satanisch duivelsgebroed uit het hellevuur!’ riep de man. ‘Stop dat wijf in een gesticht!’
‘Effe stil, mensen!’ riep Nelis. ‘Ik heb hier een slaatje voor de eekhoorn. Hallo? Eekhoorn?’
Maar de eekhoorn was er niet meer. Hij had zijn staart onder de arm gestoken en was traag en mismoedig terug geslenterd naar zijn omgehakte boom.
Hipster en Yupsters
In mijn hoofd zit een doosje. En in dat doosje woont een vervelend oud mannetje. Fred de Zeikerd noem ik hem.
Het werkt zo:
Als ik reden heb om vrolijk te zijn geeft Fred de Zeikerd mij een reden om niét vrolijk te zijn. Heb ik net een mooi verhaal geschreven, dan klautert Fred uit zijn doosje en fluistert: ‘De honden lusten geen brood van dat verhaal.’
Heb ik net een flink stuk gefietst, dan klautert Fred uit zijn doosje en fluistert: ‘Jammer dat je die vette spekreet nog steeds achter je aansleept.’
Fred heeft weinig vertrouwen in de toekomst.
‘Wij denken wel dat de jeugd het goed met ons voor heeft,’ zegt hij, ‘dat ze ons gaan redden met hun activisme, maar het is allemaal oude wijn in nieuwe zakken.’
‘Hoezo?’ zeg ik.
‘Ze denken nu dat ze het wiel hebben uitgevonden,’ zegt hij. ’Maar de hippies hebben het in de jaren ‘60 allemaal al eens gedaan. Genderneutraal? Dat was de unisex-beweging: opheffen van sekseverschillen, allemaal dezelfde kleren. Ecologische voetafdruk? In de sixties heette dat The Population Bomb. Feminisme? Joke Smit en de Dolle Mina’s. Het leidde allemaal nergens toe. Ook nu niet. Hippies werden yuppies, hipsters worden yupsters. Let maar op!’
Maar vandaag zeg ik: ‘Fred, ik heb even geen zin in jou. Ik stop jou terug in het doosje en knoop dat stevig dicht met een eindje touw.’
Aldus van Fred verlost ga ik vol goede moed op pad. Ik moet in Strijp-S zijn. Strijp-S is dé hipsterbuurt van Eindhoven. Voorheen het fabrieksterrein van Philips. Tegenwoordig “bruist het met hippe winkels en goede horecazaken en zijn de oude fabrieken omgetoverd tot luxe lofts en creatieve werkplekken”, een “broeinest voor creatieve geesten”.
Alles hier ademt duurzaam. Organisch. Biologisch. Millennials op elke straathoek. Neusringen zo ver het oog reikt. Alles klopt aan Strijp. Alles is groen, energieneutraal, glutenvrij. Een broodje kun je hier niet krijgen, wel ‘urban street food’.
‘Stories’, zo heet het café waar ik na mijn afspraak een lactose-arme havermelk ga drinken. ZERO WASTE ZONE, roept de glazen deur. Alles in dit gebouw is ‘plastic vrij’.
En wat een fenomenaal gebouw! Hoog. Licht. En groen! Aan het plafond hangen honderden planten, met uitschieters die bijna de vloer raken. De hangende tuinen van Babylon in Eindhoven!
Het is een krachtig, triomfantelijk symbool voor de tijdgeest. Het vervuilende industriegebied is een weelderige oase geworden. Het roet van eerdere, onwetende generaties is door de ‘creatieve geesten’ van deze tijd, de activisten, de wereldredders, weggepoetst en vervangen door een ecobewuste utopie.
De piepjonge serveerster met de tatoeages en de neusring glimlacht als ik zeg dat ik het een prachtige ruimte vind. ‘Ja, er is echt over nagedacht,’ zegt ze.
‘En al die planten!’ zeg ik. ‘Hoe houden jullie dat bij? Elke dag een ladder op?’
Het meisje schatert het uit: ‘Maar nee meneer, die zijn van PLASTIC! Anders zouden we ze elke dag water moeten geven.’ Schuddebuikend loopt ze terug naar de counter.
Ik reken de 7 euro voor mijn koffie af en slenter weer naar buiten.
Ik hoor hoe Fred het touwtje doorknipt, uit het doosje klautert en fluistert: ‘Over tien jaar wonen alle hipsters in een vinexwijk in Heerhugowaard. Met twee benzineauto’s. Met vier kinderen. Met twee vliegvakanties per jaar. Zonder zonnepanelen.’
Nelis Braadvet legt het hedendaags activisme uit
‘Nelis,’ zeg ik terwijl ik in cafetaria De Vette Smikkel mijn bierkroket in ontvangst neem, ‘mijn besluit staat vast. Ik ga mij aansluiten bij Extincion Rebellion. Wij hebben met ons kapitalisme de planeet verwoest en nu proberen we onder de rekening uit te komen door de hipsters ervoor te laten opdraaien. En we maken ze nog belachelijk ook. Maar ze DOEN tenminste iets.’
Nelis Braadvet schudt het wijze hoofd. ‘Joortje, joortje, joortje, hoe vaak moet ik jou het postmodernisme nog uitleggen?’
‘Je gaat het toch niet wéér over postmodernisme hebben, Nelis?’ vraag ik getergd.
‘Kijk,’ zegt Nelis, ‘de huidige generatie activisten bestaat uit hardcore postmodernisten. En de wereld schijnt maar niet te begrijpen hoe radicaal het postmoderne brein verschilt van al het voorgaande.’
‘Hoe dan?’
‘Eeuwenlang heeft de mensheid geloofd in de vooruitgang,’ legt Nelis uit. ‘Mensen waren altijd bezig om de een of andere utopie te realiseren. Wij vertrouwden daarbij op een universele moraal: vrijheid, gelijkheid, broederschap, dat soort dingen. Voor die moraal gingen mensen de barricades op.’
‘En nu niet meer?’
‘Nee,’ zegt Nelis. ‘Want als de POSTMODERNE mens ergens de pest aan heeft, dan is het een universele moraal. Die is juist de wortel van alle kwaad, vinden ze. Als mensen hun eigen moraal universeel vinden, dan gaan ze hem aan anderen opleggen. En dat leidt tot intolerantie en kolonialisme en Auschwitz. Tot onderdrukking van minderheden. Dus zeggen de postmodernen: er is geen overkoepelende moraal, er zijn 7 miljard kleine moraaltjes. En die zijn allemaal even moreel. Want wie ben jij om te oordelen over de moraal van een ander?’
‘Tot zover alleszins redelijk,’ zeg ik.
‘Het tweede waar postmodernen de pest aan hebben is objectiviteit,’ gaat Nelis verder. ‘Voor een universele moraal moet je namelijk objectief naar de wereld kunnen kijken. Maar postmodernen zeggen dat de geschiedenis niet objectief gekend kan worden: mensen zijn nu eenmaal zelf deel van die geschiedenis, en kunnen geen standpunt erbuiten of erboven innemen. “De Waarheid bestaat niet,” roepen ze de hele dag. Want anders gaan mensen hun waarheid aan anderen opleggen. Dus zeggen de postmodernen: er is geen overkoepelende waarheid, er zijn 7 miljard kleine waarheidjes. En die zijn allemaal even waar. Want wie ben jij om te oordelen over de waarheid van een ander?’
‘Ja.’
Nelis kwakt een lepel saus in een bakje patat en vervolgt:
‘Postmodernen houden van het vele, niet van het ene. Ga maar na: ze hameren voortdurend op de verschillen tussen mensen, niet op de overeenkomsten. Het gaat altijd om diversiteit en pluriformiteit. Want, zo zeggen ze, het aanvaarden van verschillen geeft anderen de kans in hun “andersheid” erkend te worden.’
‘Maar Nelis,’ zeg ik verbouwereerd, ‘zonder moraal en zonder waarheid kun je toch nergens tegen protesteren? Je kunt het namelijk nooit met iemand oneens zijn als alles even waar is.’
‘Daarin zit hem precies het probleem,’ zegt Nelis. ‘Kun je nog strijden voor een gemeenschappelijk doel als onze normen niet verankerd zijn in een (gefixeerde, kenbare) waarheid? Is niet alleen een universele werkelijkheid in staat om een oorlog van allen tegen allen te verhinderen?’
‘Ja!’ roep ik uit.
‘Postmodernen vinden van niet,’ zegt Nelis. ‘Want ze protesteren nog steeds. Maar hedendaags activisme is wel van een hele andere aard dan vroeger. Ik citeer de vorig jaar overleden Ilse Bulhof, hoogleraar wijsbegeerte: “In het postmoderne denken neemt maatschappijkritiek niet alleen de vorm aan van strijd om een betere wereld te vestigen. De postmoderne mens is niet langer de revolutionaire held, maar ook de integere mens, die geduldig blijft streven naar het goede — ook al verandert er in de wereld ogenschijnlijk niets. Het gaat er niet om wat een bepaalde handeling ’oplevert’, maar om wat zij UITDRUKT.”’
‘Uitdrukt?’ vraag ik verbaasd.
‘De “uitstraling ten goede” noemt Bulhof het. In de woorden van de Poolse dissident Adam Michnik: “Voor mij ligt de waarde van onze strijd niet besloten in de verwachting dat wij zullen overwinnen, doch in de WAARDE van de zaak waarvoor wij deze strijd zijn begonnen.” Hedendaags activisme is in de eerste plaats een aangelegenheid van HOUDING, niet van een programma of inhoud. Daarom weten die hipsters hun activisme ook zelden te verwoorden.’
‘Ik snap er geen hol van,’ zeg ik.
‘Ik citeer Ilse Bulhof nog eens,’ zegt Nelis. ‘Kijk of dit je bekend voor komt, Joortje: “In het postmoderne denken kondigt zich een andere levensinstelling aan dan de vooruitgangsethos: een maken van passen op de plaats, een soort rondedans. In plaats van pogingen het verleden met daden te overwinnen: de vrolijkheid van de dans.”’
‘Dans,’ herhaal ik.
‘Dans ja. Kijk naar die lui van Extinction Rebellion. Met hun rare dansjes en hun kostuums. Die demonstraties zijn meer een surrealistische happening dan een georganiseerd protest. Het gaat dan ook om de manifestatie. Er is een vaag besef van de aarde redden. Maar er is geen agenda. Geen plan. Want: geen overkoepelende moraal. Er is hoogstens de hoop dat de uitgedragen gemoedstoestand anderen aanspoort om mee te doen. Maar eigenlijk is zelfs dat al een stap te ver. Postmoderne activisten gaan volledig op in de dans van het eeuwige nu, in de theatrale arthouse-performance van de voortdurende bevestiging van het relatieve. En zo is het dus, Joortje!’
Nelis geeft een dreun op de kassa, die rinkelend openspringt. ‘Afijn, een bierkroket, twee frikandellen speciaal, een berenklauw en een Red Bull, dat is dan 18 eurootjes.’
‘Maar dit is rampzalig!’ roep ik in paniek uit. ‘Als zelfs de activisten ons niet meer gaan redden, wie dan wel? Wat moet er van deze planeet worden? Mijn god, Nietzsche had gelijk, we gaan er allemaal aan! Ik kan er niet meer tegen! Ik ga van een brug springen!’
En terwijl ik naar buiten storm hoor ik Nelis tegen de andere klanten zeggen: ‘Maak je geen zorgen. Die Van Os begint altijd existentiële discussies om onder de rekening uit te komen.’
Van Os vindt de slavernij eigenlijk wel geinig
Leestijd: 6 uur en 45 min.
Laatstelijk vertelde schrijver Arne Zuidhoek mij een nogal verbijsterend verhaal. Zuidhoek schrijft geschiedenisboeken over het maritieme verleden van Nederland, en een plaatselijke boekhandel zette hem vorig jaar in het zonnetje door zijn uitgaven op de middentafel uit te stallen.
Lang werd de pret niet geduld, want al snel werd Zuidhoek gebeld met de mededeling dat de boekhandel het slachtoffer was geworden van vandalisme. Wat was er gebeurd? De een of andere actiegroep was de winkel binnengestormd, had de tafel omver geschopt en al Zuidhoeks boeken op straat gesmeten.
Want: VOC. Want: Kolonialisme. Want: Slavernij.
Slavernij is slecht. Maar boeken erover blijkbaar ook.
Dit voorval brengt mij ertoe eindelijk iets meer te zeggen over het boek dat onlangs in mijn vertaling verscheen: De Reizen van Ólafur Egilsson.
Voor wie het niet weet: het betreft hier het waargebeurde verslag van een IJslandse dominee die in 1627 samen met zijn familie wordt ontvoerd door moslimpiraten om op de slavenmarkt van Algiers te worden verkocht.
Omdat Egilsson als oude man te weinig oplevert wordt hij teruggestuurd om het losgeld voor zijn familie bijeen te brengen, een voetreis die hem door half Europa voert.
Afgezien van een ontroerend reisverhaal biedt het verslag ons een ontnuchterend inkijkje in de wijdverbreide slavenhandel uit de begintijd van de VOC. Een ontnuchterend en bij vlagen hilarisch inkijkje, dat een wereld laat zien waarin daders en slachtoffers steeds van rol lijken te wisselen. Een wereld waarin alles wat wij menen te weten over de slavernij voortdurend op zijn kop wordt gezet.
Ten eerste: moslimpiraten? In IJsland?
Arabische slavendrijvers die helemaal naar de poolcirkel varen om daar BLANKE gevangenen te nemen? Om met dominee Egilsson te spreken: “Wat de flying fuck are we now gonna get?”(Dit heb ik wat vrij vertaald maar u snapt de strekking.)
Ja, makkers. De Arabieren deden ook mee aan de wereldwijde slavenhandel. Barbarijse Zeerovers, zo heetten ze, afkomstig van de Barbarijse (Noord-Afrikaanse) kust. Algiers en Salé waren beruchte piratennesten.
Maar hier stuiten we op een klein mysterie. De moslimschepen waren veelal armzalige galleien die alleen geschikt waren voor de kalme mediterrannee. Hoe kwamen ze in 1627 opeens aan de grote zeilschepen om naar de poolcirkel te varen?
Schokkende mededeling: de plundertochten naar IJsland werden geleid door Nederlandse kapiteins!
Hoe dat zo, Joris?
Nou, de Nederlandse autoriteiten waren op het lumineuze idee gekomen om Hollandse piraten in te zetten tegen vijandelijke Spaanse galjoenen. Van de nood een deugd maken heet dat. Piraterij was ineens legaal, zo lang de kapers maar Spanjaarden aanvielen.
Maar toen in 1609 een wapenstilstand werd afgekondigd hadden de piraten een probleem. Ze mochten niemand meer aanvallen. Wat deden ze dus? Inderdaad, ze zochten hun toevlucht tot de piratennesten aan de Barbarijse kust. Daar hoefden ze zich alleen maar tot de islam te bekeren om naar hartelust te kunnen plunderen. En ze leerden de moslims meteen even hoe ze de schepen moesten bouwen om naar IJsland te zeilen. Witte kapers dus, die witte slaven helpen verhandelen.
Dus tóch weer die vuige witte kapitalistische koloniale rottige Hollanders! We hadden het kunnen weten.
Maar wacht! Ook dit is weer betrekkelijk. De Barbarijse slavenhandel bestond al jaren voordat de Hollanders zich ermee begonnen te bemoeien. Wat heet: al eeuwen! De Arabische kapers, later de Ottomaanse, waren al actief ten tijde van de kruistochten. Al eeuwen werden daarbij Westerse slaven gemaakt. Maar ook Afrikaanse slaven. Zwarte kapers dus, die witte én zwarte slaven verhandelden.
Ook deze piraten werden door de staat gelegitimeerd. De politieke leiders kregen een vast percentage van de opbrengst.
Treffend is hoe pragmatisch, hoe gezapig bijna, het hele Barbarijse slavensysteem in zijn werk ging. De werktuiglijkheid waarmee Ólafur Egilsson op pad wordt gestuurd is bijna voelbaar: “Ah, u komt uit IJsland? Wat leuk zeg. Nou, ik zal even een vrijbriefje voor u in elkaar flansen, dan kunt u het losgeld gaan halen en komt alles piekfijn in orde. Houdoe en wel thuis, meneertje!”
Een vluchtige blik op Wikipedia: ‘Hoewel de Barbarijse slaven in de moderne slavernijdiscussie nogal onderbelicht zijn gebleven, ging het niet om een marginaal verschijnsel. Hun aantal door de eeuwen heen wordt soms op 1 à 1,25 miljoen geschat.’
Witte kapers die handelen in zwarte slaven. Zwarte kapers die handelen in witte slaven. Witte kapers die handelen in witte slaven. Zwarte kapers die handelen in zwarte slaven.
Pleit dat ons vrij van ons slavernijverleden? Neen.
Maar ziet u hoe complex het allemaal was in die tijd? Hoe snel zwart en wit in een grijzig moeras van morele betrekkelijkheid belanden? Interessant nietwaar?
Dus, brave activisten, blijf vechten tegen de slavernij. Want slecht. Maar léés die boeken voordat u ze met morele verontwaardiging op straat gooit. Te beginnen met De Reizen van Ólafur Egilsson.
Ik dank u voor uw tijd.
Schrijven op auto-tune? Nu mogelijk!
Stelt u zich eens voor: u bent een Bekende Nederlander of een influencer/socialite/vlogger die puur op media-exposure een boekcontract heeft binnengesleept. Maar als u aan uw bureau gaat zitten komt u er opeens achter dat u totaal niet schrijven kunt. ☹️☹️
GEEN NOOD! Vanaf nu is er de VAN OS AUTEUR-TUNE!!
Zoals de Auto-Tune de valse noten in uw zangstem corrigeert, zo verbetert de VAN OS AUTEUR-TUNE alle onzuiverheden in uw innerlijke stem.
Niet alleen maakt de gepatenteerde VAN OS SCHRIJFPROCESSOR volmaakte volzinnen van uw gepruts, hij produceert ook marktconforme content voor uw roman.
Schrijft u autobiografisch, maar bent u NIET opgegroeid in een strenggereformeerd gezin (laat staan misbruikt door de dorpspastoor)? Niet getreurd! De AUTEUR-TUNE voorziet u volautomatisch van een lucratieve ongelukkige jeugd!
Sluit de VAN OS AUTEUR-TUNE simpelweg aan op uw pen en ga aan de slag!!
Aanbieding: nu voor slechts € 1750,-